
Elk jaar komt het terug: voorjaarskriebels! En om misverstanden te voorkomen: ik bedoel niet de week van de lentekriebels. Nee, ik heb het over onvervalste, echte voorjaarskriebels.
Je ruikt het in de lucht, je hoort het aan de riedeltjes van de vogels: het voorjaar komt eraan. En sinds we in Nijmegen wonen hebben we een extra voorjaarssignaal: de motoren komen weer brullend de Waalkade op.
Als dat luide signaal niet voldoende is, dan zijn er altijd nog de groepen racefietsers die uit de winterslaap komen. Als je de mannenbroeders en mannenzusters op hun super racefietsen voorbij ziet zoeven, gezellig keuvelend in hun veelkleurige pakjes, dan moet je het toch echt wel door hebben: het wordt voorjaar.
Martin Bril zou zeggen: ‘Het is rokjesdag, die eerste dag in het voorjaar dat alle vrouwen als bij toverslag ineens een rok dragen, met daaronder blote benen.’
De dikke Van Dale spreekt van bloesjesdag: de eerste warme lentedag, waarop de vrouwen voor het eerst in hun bloesje op straat lopen. Ik vind die van Martin Bril vrolijker, meer voorjaar. Hij is overigens niet echt van Martin Bril maar dat doet er niet toe.
Sommige zaken kennen geen nieuw begin, die blijven elk voorjaar hetzelfde: rokjesdag dus, maar ook het lengen van de dagen, het wordt langzaam warmer en Pogacar wint koersen. Het water in de Waal is hoog, maar niet te hoog en de eerste cruiseboten liggen weer aan de kade.
De eerste terrasdag van dit jaar, de dag dat er mensen op het terras zitten, is al geweest. Niet onder die maffe, volslagen overbodige, stralingskachels of die nog maffere verwarmde kussens – hoezo energiebesparing? Hoezo duurzaam? – en ook nog niet in een T-shirt, maar toch: het echte terras genieten komt uit de winterslaap.
Een voorjaarssong, daar heb ik behoefte aan als je langzaam de winterse lagen afpelt. Zijn die er?
Ja, natuurlijk: ‘we gaan naar buiten, waar de vogeltjes fluiten.’
Oké, ik kan niet dichten, ik heb een vrij primitief gevoel voor gedichten, meestal vind ik ze te ingewikkeld of krijg ik de neiging de dichter een schop te geven, maar dit liedje is van een zodanig Sinterklaasniveau, dat moet echt beter kunnen.
En dat kan: op de eerste plaats staat natuurlijk ‘The time of the Season’ van de Zombies, dan komt ‘Blackbird’ van de Beatles en als laatste maar niet de minste ‘April in Paris’ door Ella Fitzgerald & Louis Armstrong.
Er zijn er vast nog veel meer, keus zat.
Net als bij de meeste mensen van mijn generatie weet ik nog wat de grote schoonmaak was.
De emancipatie is in zoverre gelukt dat de grote voorjaarsschoonmaak verdwenen is. Tenminste ik zie er niets meer van. Ik bedoel die activiteit die mannen het huis uit en de kroeg in joeg.
De voorjaarsschoonmaak is volgens mij uitgestorven net als de mattenklopper. Die twee gingen samen. Alles, wat gewassen kon worden, werd gewassen. Alles, wat geklopt kon worden, hing over stangen of waslijnen of lag op stoelen te wachten op een stevige klopbeurt.
Lijdzaam onderwierp de mat zich aan de enthousiaste overheersing van de mattenklopper. Lijdzaam? Overheersing?
Ik ben sterk geneigd te denken, gezien de felheid van het aframmelen van de vloerkleden, dat Freud hier een subcultuur van het Hollandse sadomasochisme in zou zien.
De voorjaarsschoonmaak schijnt alleen in Nederland voor te komen, daar kan ik me wel iets bij voorstellen. Tenslotte waren de meeste huizen klein, waar ruimte was voor een kind, lag er ook een. Het was/is een nat land waar schoenen het straatvuil mee naar binnen namen. Er werd gestookt met kolen, dus het kolengruis zocht ook een leuk plekje voor zichzelf. Tja, dan is een soort autowasbeurt, maar dan voor huizen, een keer per jaar geen overdreven luxe.
Die voorjaarskriebels zijn leuk, vooral als ze beginnen. Maar wanneer zijn de voorjaarskriebels eigenlijk voorbij?
Hier vind je mijn contactformulier
Zo ga je naar mijn persoonlijke Facebook
Geef een reactie