Het celibaat

pausin johanna deel een
mijn bundel pausverhalen

Het celibaat is een van de stokpaardjes van de kerk in Rome. Vooral van de aartsconservatieve, reactionaire oude mannen in hun rode soutane met de rode bonnet op de meestal kale kop. Een getrouwde priester is voor hen een inbreuk van de duivel. En hun gruwel is niet vanwege het stiekem rollebollen met de huishoudster, niet het Hooglied praktisch toepassen op nietsvermoedende gelovigen, geen gevoos of erger met jonge koorknapen. Nee, niets van dat al: gehuwde priesters zitten hen als een visgraat in de keel zonder Blasiuszegen. Terrible, affreux, impossible.

Alle grote godsdiensten kennen het celibaat, al dan niet vrijwillig. Je kunt rustig stellen dat het gedoe rond het celibaat al zo oud is als de weg naar Rome. De katholieke kerk gaat met de toepassing van dat celibaat ongeveer het verste.

Het celibaat

Petrus is gewoon getrouwd en de vrijgezel Paulus vindt dat iemand beter kan trouwen dan van begeerte te branden. Vanaf Augustinus, ongeveer rond het jaar vierhonderd, begint de kwestie trouwen van priesters te spelen. Die kerkvader vindt seks ‘vuil’ en zijn inspiratiebron is Plato. Die heeft het geestelijk leven als het hoogste doel en die kan makkelijk kletsen, aangezien zijn slaven de troep die hij laat slingeren voor hem opruimen. Als we dat geestelijke doel volgen, sterven we als diersoort snel uit. Dat is de oplossing voor veel problemen, maar dat terzijde.

Concilies buigen zich over dat celibaat, met als voorlopig resultaat een plicht tot onthouding. Dat wil in de woorden van Paulus zeggen: een plicht tot brandende begeerte. Die plicht tot onthouding nemen de priesters niet al te serieus en iedereen beslist zelf of hij een huishoudster als minnares neemt. Daar doet niemand in de kerk moeilijk over.

De grote boosdoener, paus Gregorius VII, gooit de knuppel in het hoenderhok. Dat moet nogal een mannetjesputter zijn geweest; vies van een beetje hak- en steekwerk is hij niet. Hij voert de legermacht aan die de tegenpaus Benedictus X gevangenneemt. Aan zijn verkiezing tot paus zit een luchtje; het komt erop neer dat het volk van Rome Gregorius als paus kiest. Pas daarna wordt hij tot priester en vervolgens tot bisschop gewijd. Rechtmatig of niet: hij zit stevig in het zadel en staat bekend als kerkhervormer. En een van die hervormingen betreft het instellen van het celibaat voor priesters. Als aartsbisschop Siegfried zelf ( Gregorius kijkt wel uit) het besluit aan de synode vertelt, breekt plat gezegd de pleuris uit. Siegfried overleeft die mededeling, toch scheelt het weinig en het helpt dat hij hard wegrent. Sindsdien kent de kerk tot op de dag van vandaag het celibaat.

Je kunt niet zeggen dat de clerus het celibaat juichend omarmt. Ben je gek. Nog eeuwenlang copuleren priesters, bisschoppen en pausen vol overgave met hun vrouwen. De heilige Damasus I heeft een aanklacht van overspel aan de broek en heeft de bijnaam streler van damesoren. Paus Gregorius de Grote stamt af van paus Felix III. Ja, die jongens in Rome weten de andere sekse heel goed te waarderen.

Wie maakt het bij het uitoefenen van de seksuele daad het bontst? Tja, daar kun je een verkiezing voor houden. Wint Benedictus IX, bekend door verkrachtingen, overspel, moord, verkoper van het pausambt en vergiftiger van paus Damasus II?

Of wordt het Alexander VI, een Borgia en niet bepaald een schoolvoorbeeld van een gelovige Heilige Vader. De paustitel koopt hij. Of hij een goede vader voor zijn zeven kinderen bij verschillende maîtresses is, weet ik niet. Hij zorgt wel dat ze allemaal goed terechtkomen. Het gerucht gaat dat hij een achtste kind bij dochter Lucrezia heeft. Als paus is hij niet vies van het gebruik van de brandstapel. En daarnaast staat hij bekend als gifmenger en verkoper van kardinaaltitels. Ik zet mijn geld op Alexander VI.

Tja, de leer is sterk en het vlees is zwak. Je kunt een middelgrote stad vullen met de afstammelingen van pausen. Nee, bepaald effectief is het celibaat nooit geweest. Pas halverwege de zestiende eeuw legt de clerus zich, min of meer, neer bij het celibaat. Officieel voor de buitenwacht, want de kerk is altijd heel sterk geweest in de kat knijpen in het donker. De huishoudsters voor dag en nacht zijn niet overal verdwenen of vervangen door flexkrachten.

Vijf jaar geleden schreven zesentwintig Italiaanse vrouwen aan paus Franciscus een smeekbrief om het celibaat op te heffen. Allemaal hebben ze een verhouding met een priester. Die vrouwen steken behoorlijk hun nek uit.

Uit onderzoeken komt naar voren dat slecht drie tot vijf % van de bevolking bereid is de nek, voor wat dan ook, uit te steken. Dit is Italië, het diepe, heilige, conservatieve roomse rijk. Je kunt gevoeglijk aannemen dat drie procent hier aan de hoge kant is. Niettemin, stel die zesentwintig vrouwen vormen ongeveer drie procent, dan praten we over een kleine duizend vrouwen met een scandaleuze, zondige verhouding met een priester.

Onze tijd kent wel degelijk precedenten van gehuwde priesters. Pius XII had geen bezwaar tegen de priesterwijding van gehuwde protestantse predikanten of gehuwde anglicaanse priesters. En dat van een paus waar die aartsconservatievelingen mee weglopen, ondanks die wat discutabele houding tegen de nazi’s. Sinds 1965 mogen gehuwde mannen tot diaken gewijd worden. Dus wat is het probleem?

Meer over de omzeiling van het celibaat lees je in mijn bundel ‘Pausen, een apart slag volk.’

Dit is de link naar Kobo. Het is als e-boek gratis te lezen bij Kobo-plus

Deel dit artikel