De ladder

de ladder
Sylvia

De ladder lichte ik makkelijk van de haken, een keer struikelde ik bijna over zo’n stomme tuinkabouter, met de voorkant van de ladder kon ik die smak op het gras vermijden zonder geluid te maken. Wat moest een zeeman in godsnaam met een tuinkabouter?

Traag, bij elke stap oppassen om geen geluid te maken en nadenkend wat ik zou zeggen om het goed te maken, besteeg ik de ladder. Bij haar verlichte raam wist ik het nog niet, ik kon het beste vol op het gevoel gaan.

Tik, tiktik, tik, ons vaste klopsignaal.

            Een klein randje schoof het raam open.

            “Dag,” zei ik

            “Dag,” zei Sylvia met een dunne glimlach, mijn hoop groeide.

            “Ik belde”

            “Rotzak, je belde niet.”

            “Jawel, je moeder wilde je niet roepen.”

            Een stilte viel, waarin een gedachte in mij groeide, die verlangde naar geluid. Ik wist niet welke gedachte ik in woorden om moest zetten. Tot de merel, die mij op het puntje van de dakkapel oplettend in de gaten hield, die stilte wegfladderend, ruisend over mij heen, verbrak.

            Of schudde jouw stem mij wakker, toen je vroeg: “ja?”

            “Ja,” zei ik “ja, echt. Ik hou van je.”

            Daar op die dakrand, een halve meter van elkaar af, daalde dat magische moment in mij neer, het moment dat ik me zen voelde. Ja, ik hield van haar. Het H-woord was gevallen en kon niet meer verdwijnen.

Door de kier van het raam fluisterde ik ons lievelingsgedicht, dat van Iris Le Rütte.

Ze glimlachte en zei “Ik ook van jou.”

Stamelend, anders had ik nooit zoveel moeite met woorden, zei ik: “ik hou echt, zielsveel van je, ik wil je niet kwijt, die ruzie liep uit de hand en het lag aan mij.”

            “Dag,” zei Sylvia.

“Nee alsjeblieft, nog geen gedag,” smeekte ik.

“Dag,” zei Sylvia.

            Ik kreeg een vinger met een kus tegen de ruit, daar moest ik mee doen, als straf voor de ruzie. Zachtjes schoof het raam dicht.

De ladder liet ik staan, die ruimde die bitch zelf maar op. Het kwam er natuurlijk op neer dat ze zei: “Papa, hang jij de ladder even terug?” Vreemd dat geliefden, zodra er kinderen waren, elkaar bij hun functienaam aanspraken.

Mijn vriend John

De zon scheen, het interesseerde mij niet, mijn baas belde, hij bekeek het maar. Het brood veranderde in kruimels, de vogels mochten het hebben. De geur van de rozen negeerde ik, de nieuwste plaat van Hapshash & The Coloured Coat – Featuring the Human Host and the Heavy Metal Kids: ik luisterde niet.

            De klap tegen mijn kop van mijn vriend John deed me niets. “Godallemachtig man, trek jezelf uit dat mistroostige moeras.”

            “John, dat lukt me niet, ik mis haar elke dag meer.”

            “Ja, dat is onwijs duidelijk, maar zo diep weggezakt heb ik je nooit niet gezien, Allan doe er wat aan.”

            “Ik kom niet achter haar adres, aan haar vader en moeder hoef ik het niet te vragen en haar broer zegt niets.”

            “Misschien vraag je het niet op een handige manier.”

WORDT VERVOLGD (deel een)

Hier vind je mijn contactformulier

Zo ga je naar mijn persoonlijke Facebook

Dit is mijn instagram account.

Deel dit artikel