Tevreden, na het bezoek aan die, inderdaad hele aardige, bereidwillige poes en met een goed gevulde maag, sloop Sam naar de ruïne. Tot nu toe beviel het VZK bestaan goed. De ruïne van de oude burcht leek een prima plek als droog hol voor de nacht. Misschien voor langer dan daar veel muizen leefden.
De maan scheen over de dikke muren van de grote ruïne. Voorbij de eerste muur drong het autogeluid niet door. Deze plek beviel Sam. Het gat onder de oude muren dook hij in. Sam volgde de geur van muizen door de kleine gang tot in een kelder, zonder toegang. Rustig bekeek Sam de ruimte. Een mens? En wat een lange baard! Daar kroop hij in, op de schoot van de man. Voor hij in slaap viel, dacht Sam, wat een aardige man om zo’n lange baard voor me te laten groeien.
Die strelende handen wekte Sam. Stil bleef hij liggen. Sam was een slimme reuze kater. Hij dacht hoe kon een man in een afgesloten ruimte leven? ‘Dat zal ik je vertellen,’ zei de man.
Van gedachten lezen moest Sam niets hebben, hij wilde weg. ‘Rustig, rustig Sam. Ik doe je niets. Ja, ik kan gedachten lezen, mens of zwarte kater, het maakt niets uit. Ik ben een tovenaar.’
Een vreemd gesprek volgde: de kater dacht en de tovenaar antwoordde. ‘Sam, wordt nooit verliefd op een heks. Ach ja, dat probleem heeft een kat niet. De heks pikte het niet dat ik het uitmaakte. Een eeuwigdurende slaap vond ze een passende straf. Ik zou alleen ontwaken als iemand me aardig vond. Dat kon niet in een afgesloten ruimte, dacht ze. Dat een kat mij aardig vond, kwam niet in haar op. Bofte ik even. Sam, je hebt me bevrijd.’
Sam werd er verlegen van, voor zover dat kon bij een kat. ‘Ach tovenaar, het stelde niets voor, ik sliep lekker in je baard.’
De tovenaar wuifde het weg. ‘Sam, die kist met goud in de hoek is voor jou. Ik beloon je, ik maak jou en je nageslacht kat-mens. De toverspreuk werkt als volgt: je zegt ‘mensig’ en je bent een mens. Zeg je ‘kattig’, dan verander je terug in een kat. Ik gun je de voordelen van de kat en de mens.’
Dat keek Sam van op, waar een dutje op een baard niet toe kon leiden. ‘Dankjewel tovenaar, ik weet niet wat ik ermee kan, maar ik waardeer het gebaar.’
De tovenaar zei: ‘Ik heb lang genoeg in een ruïne gewoond. Ik ga naar het warme zuiden.’
De tovenaar mompelde spreuken, rond de kop van Sam schoten flitsen uit de vingers van de tovenaar. Sam werd duizelig van die beelden van mensen en katten door elkaar heen. De geur van kaas en muizen bedwelmde hem. Een harde plof … De tovenaar was foetsie en hij liet de baard achter.
(Wordt vervolgd)
Hier vind je mijn contactformulier
Zo ga je naar mijn persoonlijke Facebook
Dit is mijn Instagram account.
Geef een reactie