Twin Falls
In de buurt van Twin Falls had ik een meevaller. Ik dronk koffie, zij speelde mondharmonica. Ik gooide de benzinetank vol, de eerste duizend kilometer zat erop, ik dacht aan die slaapverwekkende highway die voor me lag, hoe meer liniaal, hoe slaapverwekkender, alleen bij mij werkte dat anders, hoe meer liniaal, hoe meer fantasie. Het aantal stops onderweg, om aantekeningen te maken, was ik allang vergeten. Ik zag tegen die verdomde drieduizend of meer kilometers op.
“Mag ik wat vragen?”
Achter mij stond de mondharmonicaspeelster met rugzak en gitaar.
“Dit is een vrij land, vraag maar raak of je antwoord krijgt, is afwachten.”
“U gaat oostwaarts via de Highway 80?”
Het woord oostwaarts wees op een dichteres en ze zag er betrouwbaar uit.
“Tot hoever wil je meerijden?”
“ Grand Island in Nebraska trekt aan mij.”
Een dichteres dat kon niet missen, ik zei: “Als jij deze tank benzine betaald en we wisselen af met rijden, ben je van harte welkom.”
Een dichteres en een schrijver, die afstand kwamen we makkelijk praten door.
Grand Island lag een uur achter mij, de dichteres, haar naam ontschoot me, praatte lekker weg, dichten kon ze goed, ze droeg voor:
“Do not go gentle into that good night, Old age should burn and rage at close of day; Rage, rage against the dying of the light.”
“Wow, jij kan goed dichten, ik wilde dat mijn teksten zo goed waren.”
Ze lachte en zei: “Het is niet van mij, het is van Dylan Thomas.”
Oké, misschien kon ze niet zo goed dichten, ze kon goed voordragen. Jammer genoeg wist ze niets van Fairmont, het was een leuk klein plaatsje aan de rivier de Monongahela. Dat wist ik uit de reisgids, daar maakte ze mij niets wijzer mee.
Het laatste stuk reed ik alleen, meerijders boden zich niet aan, op weg naar dat H-woord. Ik meende het, in al mijn vezels, zoals bij Sylvia voelde ik mij niet eerder, ik wilde haar en niemand anders. Ik jakkerde niet voor niets over de Interstate highway om dat H-woord opnieuw te gebruiken. Haar aanwezigheid lag nog zo’n dikke duizend kilometer in het verschiet vóór ik kon zeggen “Ik hou van je.”
Wat tevens inhield dat ik een beetje moest dimmen naar haar moederbitch, misschien kreeg ik meer met haar te maken dan mij lief was. Met haar vader lag het anders, die mocht ik en ik had het idee dat hij mij ook mocht, maar het niet liet blijken vanwege dat moederkreng. Met hem kon ik door een deur, met die teef nam ik de deur en zij het raam.
Geeuwend zag ik dat het zeven uur was, er lagen een kleine tachtig kilometer voor me. Moe van het dagenlang dwars door het land rijden, luisterend naar elk afwijkend geluid dat het einde van mijn kar aankondigde, vond ik het geen slim idee door te crossen.
Volgens John had de broer van Sylvia gezegd dat Morrow Hall een vrouwen studentenhuis was, een hunkerbunker noemde hij het. Hoe die reageerden op een late aankomst wist ik niet. De doorslag gaf ABBA:
“I must have yawned and cuddled up for yet another night
And rattling on the roof I must have heard the sound of rain
The day before you came”
Het regende niet, voor de rest klopte het, die laatste tachtig kilometer deed ik morgen.
WORDT VERVOLGD ( deel een, deel twee, deel drie)
Hier vind je mijn contactformulier
Zo ga je naar mijn persoonlijke Facebook
Dit is mijn instagram account.
Geef een reactie