Managers, goed of kwaad?
Mensen hebben leiding nodig, daar hebben ze de manager voor uit gevonden. Het probleem is dat er weinig goede managers zijn. Het is dan ook een beroepsgroep die een dankbaar onderwerp is om de spot mee te drijven. Dit is mijn poging om de draak te steken met die soms overbodige tussenlaag in een organisatie.
Eindejaarsvergadering managementteam
Het is de laatste vergadering van dit jaar en iedereen zegt buitengewoon tevreden te zijn over de onderlinge goede sfeer en het goede functioneren van het team. Althans dat vinden ze zelf, aan de werkvloer wordt niets gevraagd.
De directeur Bart K. opent, na de evaluatie, officieel de vergadering: “Maatjes, welkom in de laatste vergadering van dit jaar.”
Wim S. brengt direct een punt van orde in: “Hoor eens Bart, wij zijn geen haring en we zijn ook geen vriendjes. Dus hou nu eens op met dat woord maatjes. Ik word er niet goed van.”
De toon is gezet!
Jan B. valt Wim bij: “Ja, maak daar maar je goede voornemen voor volgend jaar van ‘Ik mag geen maatje meer zeggen’. “
De directeur doet of zijn neus bloedt en gaat verder. Dat doet hij altijd als het hem te moeilijk wordt. De orde is, wat je noemt, chaotisch en dus afwezig. Er worden propjes naar elkaar geschoten: hij doet net of hij het niet ziet. Maar het leukste is het schieten van elastiekjes in de spleten van het zachtboard plafond. Ook dat negeert de manager.
Na een uurtje vergaderen is de vergadering afgelopen, alle punten zijn min of meer als hamerstukken afgedaan. De leden van het managementteam zijn er duidelijk niet met hun gedachten bij. Hun gedachten zijn bij de borrel en de hapjes die op hen staan te wachten.
De derde helft
De directeur heeft nog niet gezegd: “de vergadering is afgesloten,” of iedereen loopt naar de tafel met de drank en de hapjes. Kees H. heeft de hele
vergadering geen boe of bah gezegd maar nu komt hij los: “Hèhè, het zou tijd worden, eindelijk wat behoorlijk te drinken. Niet die gore vergaderkoffie, die hangt mij de keel uit. Evenals trouwens dat oeverloze gezwam van zo’n nutteloze vergadering.”
Ook nu doet Bart K. weer alsof hij Oost-Indisch doof is.
Nauwelijks staan de bitterballen warm op tafel of de heer Kees H. graait zo gretig in de schaal dat hij de heer Jan B. zowat door de glazen ruit slaat. Bijna vallen er klappen maar de Mevrouw Hella vJ. weet de gemoederen snel te bedaren door beide heren een glas champagne in de hand te drukken. Bart K. draait zich tijdens het opstootje om en doet net of hij niets merkt. Hoe is die vent ooit manager geworden? Door gebrek aan gewicht boven komen drijven?
De derde helft loopt uit de hand
De heer Kees H. slaat het glas champagne direct achterover en begint allerlei onzin uit te kramen. Nu zijn de collega’s dat wel van hem gewend maar dit is binnensmonds gewauwel. Op zich is dat een opluchting, nu kunnen ze het gewoon negeren.
De heer Jan B. heeft nog een appeltje te schillen met de heer Arie van D. en begint tegen hem uit te varen over alles wat hem dwars zit. De heer Arie van D. pikt dit niet, laat zich verbaal niet onbetuigd en bijt van zich af. Niet alleen met woorden; hij wil een blad kaas naar de heer Jan B. gooien maar gelukkig pakt de heer Wim S. dat nog snel van hem af: “hé, debiele slijmbal, als je wil gooien, neem dan een lege fles.”
Ja, er heerst een goede onderlinge sfeer.
Die Kees H., elke keer prijs
Na de laatste champagne opgedronken te hebben, propt de heer Kees H. zijn mond vol met kaas en schenkt hij het wijnglas tot op de rand vol met 20 years oude tawny. Een drank die je toch wel met de nodige eerbied zou moeten drinken, een beetje nippen, ervan genieten.
Zowel de heer Arie van D., als de heer Wim S., als mevrouw Hella vJ. kunnen met hun normale portglaasjes het tempo van de heer Kees H. niet bijbenen. En die drie weten echt wel van wanten. Het wordt nog erger en de heer Jan B. kan nog net voorkomen dat de heer Kees H. de fles port aan zijn mond zet. De heren Arie van D., Wim S. en Jan B. kunnen dit vulgaire, ordinaire gedrag niet langer aanzien en verlaten vloekend de vergadering.
Achteraf blijkt dat de heer Kees H. met de fles in een hoekje is gaan zitten, de fles geweigerd heeft af te staan voor een ander port liefhebber, de port naar binnen heeft geklokt en vervolgens slingerend in z’n auto is weggereden.
De volgende dag
De volgende dag is de heer Kees H. op zijn gedrag aangesproken. Niet door de manager want die steekt geheel volgens zijn gebruikelijke werkwijze zijn kop in het zand.
Nee, zijn collega’s spreken hem aan. Het wordt een denderende ruzie met slaande deuren en zelfs een blauw oog.
Dit kan niet meer door de directeur genegeerd worden “allemaal jullie kerstpakket inleveren, dat gaat naar de voedselbank.”
Verder durft hij niet te gaan, de slappe zak. Eigenlijk heeft die manager maar één goede eigenschap: hij kan heel goed zijn ogen voor iets sluiten.
Wil je naar het contactformulier? Klik hier
Als je mij op mijn persoonlijke Facebook wil volgen, klik hier
Geef een reactie