taartenrover

Taartenrover

“Taartenrover, hoe heet je?”

            “Ik heet Lugh O’Brien.”

            Dat hij O’Brien heette, interesseerde haar niet, half Ierland heette O’Brien. Zelf heette ze O’Ryan, in haar familie gebruikten ze de naam van de moeders. In de meeste gevallen riep het gebruik van de vadersnaam weerstand op, zeker als zo’n vader het vaderschap ontkende.

            “Lugh dat is de naam van de Keltische zonnegod.”

            “Dat klopt, mijn pa en ma speelden in een Ierse folkrock band, een scheutje wicca, een beetje gothic. Vandaar mijn voornaam. Pa heeft me opgevoed, ma verdween met de drummer. Dat maakte direct een eind aan de band. Hoe heet jij?”

            “Ik heet Adina O’Ryan. En jij bent muzikant.”

Het leek hem een vaststelling, geen vraag, hij liet het lopen. Hij wilde meer weten voor hij zich kenbaar maakte.

            “Adina, hoe deed je dat?”

“Wat?”

“Je bent mooi en volgens mij superslim. Denk je dat ik een voodoopop ben zonder verstand? Jij riep me terug, hoe deed je dat?”

Lugh gooit een visje uit

Lugh vond het tijd om een visje uit te gooien, die sterke tekens kon hij niet negeren.

Adina wilde meer weten. Ze wilde zich op dit moment niet blootgeven. Ze vroeg: “Wat is je geluksgetal?”

            Lugh speelde mee, het gevoel werd sterker, hij zou haar vragen beantwoorden en vervolgens een poging doen. “Drie.”

Wederom een aanwijzing, ze wilde minimaal drie. Zou hij vanuit het niets haar bestaan instappen? De zekerheid groeide in haar. In haar hoofd klonk de stem van oma “Alleen als de runen goed vallen, denk erom.”

“Speel wat voor me, Lugh de taart stelende gitaarspeler.”

Lugh stemde de gitaar en zei: “Vandaag, op deze dag, op deze plaats zing ik een toepasselijk gedicht:

“Zet stil die klokken. Telefoon eruit.

Verbied de honden hun banaal geluid.

Sluit de pia…”

            “Stop, ik heb geen zin in dat gedicht van Auden, ik wil vrolijkheid vandaag.”

            “Weet je wie hier vandaag begraven is?”

            “Ja, dat weet ik donders goed.”

            “Wie dan?”

Richard Cory

            De hele stad wist het, de halve stad liep met de stoet mee, daar ging hun grootste werkgever naar zijn laatste rustplaats. Hij was rijk, slim en niet gelukkig tot een kogel een eind aan dat verdrietige leven maakte.

            “Die rotzak, Richard Cory.”

            Lugh knoopte dat ‘rotzak’ in zijn oren, iets vrolijks wilde ze, iets vrolijks kon ze krijgen, hij probeerde het gewoon.

“Ik hou van je warmte op mijn gezicht
Ik hou van de koperen kleur van je licht
Ik geef je ….”

“Stop.”

Dit kon leuk worden, Adina wist wat ze wilde, daar hield Lugh van, een vrouw die voor zich opkwam, Adina had iets grilligs en eigenzinnigs over zich, het trok Lugh aan. Zou zij het zijn?

Hij volgde eveneens zijn eigen pad en soms pakte dat goed en soms minder goed uit, zoals in het stadje waar hij zo snel weg vluchtte dat hij er vanuit ging dat hij de nacht in het park door moest brengen, misschien liep het anders en kwam die taart voorbestemd.

WORDT VERVOLGD (deel een en deel twee)

Hier vindt je mijn contactformulier

Zo ga je naar mijn persoonlijke Facebook

Dit is mijn instagram account.

Deel dit artikel